Toepassing van elicitors ter verhoging van de plantweerstand (Derkx, Van Doorn, Van der Wolf, 2012)
3.2.2 Chitine en chitosan
Chitine is een component van de celwand van schimmels, insecten en schaaldieren. Chitine kan ook weerstand in verschillende planten induceren. Resistentie tegen schimmelziekten door accumulatie van fytoalexines en/of lignificatie na behandeling met chitine is aangetoond bij o.a. aardappel ( Phytophthora infestans), tomaat ( Fusarium oxysporum ), komkommer ( Pythium aphanidermatum , en kool ( Plasmodiophora brassicae ) (Van der Krieken et al., 1995). Soms werd er bij bladbehandeling een fytotoxisch effect gevonden, zoals bij kool (Evans, 1993). Chitosan bestaat uit oligomeren van ß-1,4 glucosamines, die ontstaan na chemische (zuur-hydrolyse) of enzymatische afbraak van chitine. Chitosan komt in de celwand van bepaalde schimmels ook van nature voor, zoals bij Mucor rouxii (Wu et al., 2005). De chitosan producten kunnen verschillen in gemiddeld molecuulgewicht en de mate van acetylering, maar binden als polykationen onder fysiologische condities allen sterk aan negatief geladen groepen van plant en pathogenen. Net als chitine kan ook chitosan fungeren als elicitor. Met een concentratie van 3 µg/ml werd de sporenkieming van de schimmel Fusarium solani effectief geremd door inductie van fytoalexinen in sojaboon (Keen et al., 1983). Behandeling van tomatenzaad met chitosan induceerde SAR tegen Fusarium oxysporum f.sp. radicis-lycopersici (Benhamou et al., 1994). De zaden werden 15 min gedompeld in 0.1-1 mg/ml opgeloste chitosan en daarna gedroogd. De behandeling resulteerde in een vertraging van de ziekteontwikkeling, maar niet in een volledige bescherming van de kiemplant. Het effect was concentratieonafhankelijk. Verder induceerde zaadbehandeling (15 min) met chitosan (2-8 mg/ml) weerstand tegen Fusarium graminearum in tarwe (Reddy et al., 1999). Door deze behandeling werd ook de zaadkieming gestimuleerd. Na behandeling van gierst zaad met een formulering van Chitosan (Alexatm) werd een weerstandsbevordering gevonden tegen valse meeldauw (Sharatchandra et al., 2004). Onder kascondities gaf de zaadbehandeling 48% bescherming. Met behulp van bladbespuitingen kon een bescherming van maximaal 71% gerealiseerd worden. Behandeling van sojabonen met gedepolymeriseerde chitine gaf een betere kieming, meer peulen, een hoger droge stof gehalte, een groter gewicht per boon (ca. 20%) en een lager percentage lage kwaliteit bonen dan de onbehandelde controle (Hirano et al., 2000). Het chitine dat enzymatisch gedepolymeriseerd was, gaf een beter resultaat dan met zuur gehydrolyseerde chitine of dan carboxymethyl-chitine. Het groeibevorderende effect was positief gecorreleerd met chitinase activiteit in de boon tijdens de kieming. Chitosan en chitine kunnen ook een direct antimicrobieel effect hebben. In een concentratie van 0.1% remden beide componenten de groei van de bacterie Salmonella typhimurium (Wu et al., 2005). Chitosan had verder een effect op de regulatie van chitine synthase van Fusarium oxysporum. Chitine en chitosan kunnen ook een indirect bestrijdingseffect hebben via stimulering van het antagonisme. Chitinase producerende micro-organismen, die de celwand van pathogene schimmels kunnen aantasten, worden door de toevoeging van chitine en chitinase gestimuleerd. Chitine en chitosan zijn goedkope bulkproducten. Chitosan kan uit chitine worden gemaakt zonder het gebruik van chemisch-synthetische middelen en kunnen beide als “natuurlijk” beschouwd worden.